In zijn boek Taijiquan somt Li Deyin 10 aandachtspunten op voor wie taijiquan beoefent. Het zijn niet dezelfde punten als die van Yang Chengfu, alhoewel er veel overeenkomsten zijn. Li Deyin geeft vooral aanwijzingen over de houding van het lichaam van de beoefenaar en geeft aan wat wel en wat niet hoort bij het beoefenen van taijiquan. De titels zijn zo letterlijk mogelijk vertaald uit het Chinees zodat je als lezer een idee krijgt van de compacte en soms moeilijk te begrijpen stijl van deze 4-karakter titels die zo vaak gebruikt worden om in taijiquan- en qigongroutines de posities te benoemen.
1. Hoofd als opgehangen, rechte houding (悬顶正容 - xuan2 ding3 zheng4 rong2)
Hou je hoofd en nek op een natuurlijke manier rechtop zodat qi naar de top van je hoofd kan stijgen. Beeld je in dat je hoofd bij de kruin is opgehangen. Dit is "het hoofd omhoog duwen zonder kracht te gebruiken". Het helpt ons de stabiliteit van een positie te verhogen, het geeft onze uitvoering meer uitstraling en de qi-stroom in je lichaam verloopt vlotter. Dit wordt ook beschreven in het Lied van de 13 methodes:
Hou je staartbeen verticaal zodat je vitale kracht naar boven kan stijgen tot in de kruin van je hoofd; nu is je lichaam ontspannen en licht, je hoofd rechtop alsof het aan een touw is opgehangen.
Sommige mensen gaan bij het beoefenen van taijiquan hun hoofd en nek teveel ontspannen en daardoor hebben ze geen uitstraling en mist hun uitvoering kracht. Anderen houden hun hoofd niet stil maar bewegen het van voor naar achter en van links naar rechts. Nog anderen veranderen van hoogte terwijl ze van de ene positie naar de andere gaan zodat hun hoofd op en neer beweegt. Dit zijn allemaal fouten. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat je kracht gebruikt. Dit zou enkel leiden tot spanning en stijfheid. Indien je zo tewerk gaat dan zondig je tegen het principe van "het hoofd omhoog duwen zonder kracht te gebruiken". Wanneer je taijiquan beoefent moet je zeer natuurlijk overkomen, gewoon zoals je bent en zoals je je voelt: kalm en vastberaden.
Dit eerste punt van Li Deyin komt volledig overeen met het eerste punt van Yang Chengfu: Shen stijgt naar de kruin van het hoofd.
2. Zinken schouders, vallen ellebogen (沉肩坠肘 - chen2 jian3 zhui4 zhou3)
Laat de schouders ontspannen zakken. Trek ze nooit op, duw ze nog naar voor nog naar achter. Wanneer je de ellebogen buigt dan moet het steeds aanvoelen alsof ze ook wat naar beneden zinken. Strek je armen nooit volledig. Wanneer je op deze manier taijiquan beoefent zullen je posities natuurlijk, zacht en standvastig zijn.
Dit punt komt overeen met het vijfde punt van Yang Chengfu: Laat schouders en ellebogen zinken.
3. Strekken (ontvouwen) armen lege oksels (展臂虚腋 - zhan3 bi4 xu1 ye4)
Wanneer je taijiquan beoefent zijn je armen gevuld met een veerkrachtige energie, of ze nu gebogen of gestrekt zijn. Deze kracht noemen we peng2jin4 (棚劲) Wanneer je armen gebogen zijn mag je ze niet te dicht tegen je lichaam houden en ook niet slap laten hangen. Zoek steeds de boog in je armen en duw ze van je lichaam weg. Wanneer je armen gestrekt zijn dan moet het aanvoelen alsof ze aan iets opgehangen zijn dat ze uit elkaar trekt, maar de ellebogen blijven steeds gezonken zodat de armen een natuurlijke boog vormen, ook al zijn ze gestrekt. Wanneer we op deze manier de armen ontspannen dan zijn ze zacht en natuurlijk, maar toch gevuld met deze pengjin-kracht. "Lege oksels" verwijst naar het feit dat je steeds wat ruimte vrij moet laten onder je oksels en dus zeker niet je armen dicht tegen je lichaam aan mag drukken.
Geen enkel punt van Yang Chengfu verwijst specifiek naar het gebruik van de armen.
4. Ontspan vingers ineenzakken pols (舒指塌腕 - shu1 zhi3 ta1 wan4)
Spreid de vingers op een natuurlijke manier en laat je pols zinken om zo kracht uit te sturen naar je handpalmen, polsen en alle gewrichten van je vingers. Natuurlijk zal de kracht in je handen variëren en afhangen van de veranderingen in je bewegingen, van het afwisselend vol en leeg zijn van je ledematen terwijl je van de ene positie naar de andere gaat. Elke positie zal ook kracht uitsturen naar een bepaald deel van je hand en dit volgens de techniek die wordt uitgevoerd. Maar welke beweging je ook uitvoert, je handen zijn noch te hard, noch te zacht. Je vingers zijn niet helemaal gestrekt maar ook niet gebogen. Er mag geen spanning in je hand zijn.
Geen enkel punt van Yang Chengfu verwijst specifiek naar de houding van de handen.
5. Beperken borst uittrekken rug (含胸拔背 - han2 xiong1 ba2 bei4)
Een letterlijke vertaling blijft hier vreemd klinken. Han betekent omvatten, koesteren, ... en ba2 uittrekken, omhoog trekken, ... De betekenis van deze vier karakters is dat je enerzijds moet vermijden dat je borstkas uitzet en tegelijk moet zorgen dat je rug groter, hoger, ronder wordt.
Je borst moet niet vooruitgestoken worden, maar eerder op een natuurlijke manier ontspannen en lichtjes ingezonken zijn. Wanneer je daarbij een licht gebogen, ronde rug opzet, dan zal je soepel en snel kunnen bewegen. Deze basishouding is totaal verschillen van vele andere krijgskunsten war je eerder de borst moet vooruitsteken, de schouderbladen achteruit trekken, de buik intrekken, enz. Belangrijk is wel dat bij Taijiquan dit alles zeer natuurlijk moet blijven. Het is dus zeker niet de bedoeling dat je de borstkas helemaal laat inzakken en de rug naar achter steekt zodat er een soort bult ontstaat. Je mag nooit ingaan tegen een natuurlijke houding.
Dit punt komt overeen met het tweede punt van Yang Chengfu (zelfde woorden)
6. Ontspannen middel rechte ruggengraat (松腰正脊 - song1 yao1 zheng4 ji3)
Je middel, bekken, heupen en buik ontspannen en je rug recht houden is essentieel voor een correcte taiji. Wanneer de spieren van je middel gespannen zijn dan kan je niet vlot en natuurlijk bewegen. De rug moet je op een natuurlijke manier ontspannen en strekken zodat je wervelkolom zo recht mogelijk staat. Er zijn posities waarbij je licht voorover buigt, zoals Zeebodemnaald, maar toch moet je wervelkolom daarbij recht blijven dus niet gebogen of verdraaid.
Dit punt komt ten dele overeen met het derde punt van Yang Chengfu
7. Terugtrekken bekken controle billen (缩髋敛臀 - suo1 kuan1 lian3 tun2)
Bij taijiquan moeten we de meeste posities laag uitvoeren, met gebogen benen. We moeten daarbij oppassen dat we niet onbewust ons bekken naar voor of opzij duwen of onze billen naar achter duwen. Wanneer we dit zouden doen dan gaan we onmiddellijk deze onnatuurlijke houding compenseren door met onze romp naar voor, achter of opzij te leunen. Dit is absoluut niet correct. Om dit te vermijden ontspannen we bekken en billen en laten we deze op een natuurlijke manier zinken zodat onze romp rechtop blijft.
Geen enkel punt van Yang Chengfu komt hiermee overeen.
8. Optrekken anus stevig buik (提肛实腹 - ti2 gang1 shi2 fu4)
Bij het beoefenen van taiji moeten we "qi laten afdalen naar de dantian". Maar hoe doen we dat? Een van de vereisten is diep en langzaam uit te ademen en daarbij de buikspieren en ook de spieren rond de anus lichtjes op te spannen. Hierdoor verhogen we de druk in het abdomen. Door het optrekken van de anus en het opspannen van de bekkenbodemspieren staan we ook steviger op onze benen en is onze positie standvastig en krachtig. Dit effect kan niet bereikt worden wanneer we teveel de nadruk leggen op het ontspannen van deze spieren.
Geen enkel punt van Yang Chengfu komt hiermee overeen.
9. Buigen benen zinken bekken (屈腿落胯 - qu1 tui3 luo4 kua4)
De kua is niet echt je bekken, het slaat vooral op de verbinding tussen bekken en benen, de liezen dus.
Wanneer je in taijiquan beweegt steunt je lichaamsgewicht vaak bijna volledig op één been dat daarbij dan nog flink gebogen is omdat we de posities laag uitvoeren. Om de beweging correct uit te voeren moeten we hier voortdurend aan denken en bewust de benen gebogen houden en de liezen open en ontspannen. Dit is niet altijd gemakkelijk want zeker bij beginnende beoefenaars zijn de beenspieren nog onvoldoende ontwikkeld en getraind. Bij hen zien we vaak dat ze bij het lopen van de vorm voordurend van hoogte veranderen en soms onstabiel met de romp heen en weer bewegen.
Dit komt voor een stuk ook overeen met het derde punt van Yang Chengfu
10. Levendige knieën stevig (op de grond gedrukte) voeten (活膝扣足 - huo2 xi1 kou4 zu1)
Vooreerst moet je stevig op de grond staan, verankerd met een goede controle over je zwaartepunt. Je hele voet maakt contact met de grond. Maar deze sterke verbondenheid met de grond leidt niet tot een statische positie. De tweede vereiste is dat je knieën levendig, dus bewegelijk zijn en nooit helemaal gestrekt. Zo worden je posities soepel, sterk en dynamisch.
Geen enkel punt van Yang Chengfu komt hiermee overeen.
-De volledige tekst (Engels) vind je terug in het boek Taijiquan van Li Deyin.-